[Franka Bauwens]:
Sam zegt: ‘Afspraak in het Turks is gewoon Rendevunuz.’
Super mooi, nou goed.

[Lizzy van Itallie]: Oke. Ik ben wel geïntrigeerd door dit boekenstapeltje.

[F]: Ja, dat boekenplankje.... dat zijn een soort wensboeken....
Dat is iets heel dierlijks denk ik.
Dan ga ik zo, als ik eigenlijk al veelte moe ben, met een klein stapeltje
boeken waarvan ik denk: ‘Dit zou ik wel willen lezen nu.’
En dan beland het naast mijn kussen en dan lees ik misschien van al die
boeken een pagina en dan val ik in slaap en dan belandt het allemaal op
dit stapeltje.
Nee, het zijn serieus dingen waar ik dan wel mee bezig ben maar op een
gegeven moment ... eigenlijk is het gevaarlijk als het op dat plankje
komt. Dan blijft het liggen, is gek.

[L]: Wel grappig dat je het wensboeken noemt, veel is reisgerelateerd.

[F]: Klopt, ik heb echt heel veel behoefte daar aan gehad.
Dat was eigenlijk al wel weer een tijd terug maar dat gaat gewoon door
nu. Nadat mijn ouders overleden, kon ik helemaal niet meer lezen.
Dat ging gewoon niet. Dat was gewoon echt heel moeilijk. Ik kon
helemaal niet stil zitten. Ik kon niet rustig
En ik kon ook niet in een andere wereld verdwijnen.
Dus het enige wat ging waren, ik had ook geen concentratie,
maar op moment dat het een soort van, misschien tussen fictie en, en,
werkelijkheid in zat, ging het beter. En reisliteratuur was denk ik het
eerste dat ik weer kon gaan lezen.
Maar het is ook een beetje, kijk, dit onderste, dit zijn allemaal boeken
die ik heb geleend van mensen of die mensen me hebben gegeven en
waar ik dan niet aan toe kom.
Ja, en Herman de Coninck, dat kwam doordat ik een gesprek had met,
eigenlijk bijna een soort ruzie, heel heftig. Een ruzie, met twee vrienden
waarvan ik dat ook niet verwacht had, over het belang van kunst . En zij
waren eigenlijk heel stom pragmatisch en kunst was eigenlijk niet
belangrijk, kwam het op neer. En dat vond ik zo... vond ik zo...Ik was zo diep geraakt! Ik wist echt niet wat ik moest.... ik heb midden
in de nacht Kyr gebeld. En toen bleek ie heel dichtbij te zijn, ook op de
fiets op weg naar huis. Toen zijn we samen naar huis gefietst en kon ik
mijn onvrede spuien. En toen kwam ik thuis en toen bedacht ik ineens;
Ohja, Herman de Coninck die zegt iets, in het begin van dit boek zegt ie
iets over het belang en de onzin van poëzie en dat dit precies het belang
er van is, zoiets. Hij komt er ook niet uit, maar dat was heel
geruststellend.
Dus dat had ik keihard nodig, dat boek op dat moment.
Echt heel verdrietig.
Dus het is ook een beetje dat.
Het zijn dingen waar ik dan even van snoep en dan gaat het weer weg.

[L]: En dat zijn vrienden van je?

[F]: Ja, maar het klopt ook niet, en dat is het irritante. Het zijn dan
mensen die eigenlijk heel kunstzinnig zijn maar dan komen ze er niet
uit dus dan gaan ze de andere kant op redeneren.
En heel hard voor zichzelf.
Eigenlijk het enige wat ik van dat stapeltje helemaal gelezen heb is
Valentin Wember. En Kafka. Gedaanteverwisseling.
[L]: Is jou boekenverzameling nou heel snel aan het groeien, of niet?

[F]: Hangt er een beetje vanaf hoeveel ik op de Oude Manhuispoort ben.
De laatste tijd niet zo veel nee.
Maar ik krijg ook wel dingen toegestopt dus dan groeit het wel.

[L]: Geef je ook veel boeken?

[F]: Nee. Wel als cadeau. Maar niet... zoals Christine die zo zegt; ‘Ik heb
dit gelezen, geef het door.’
Nee, ik vind het moeilijk om boeken weg te doen.

[L]: Wat vind je ervan dat je al die boeken krijgt toegestopt, want het
komt toch eigenlijk heel precies, zo’n boek?

[F]: Ik mag ook nee zeggen. Het is alleen als ik het interessant vind. En
ook de vrijheid te hebben om het weer door te geven of om het weer
terug te geven.
Als je iets cadeau krijgt is dat ergens dwingender.
(twee boeken naast het kussen. Austerlitz van Sebald en Cortazar.)
Deze ben ik echt aan het lezen. Daar had ik een soort van bevlieging.

[L]: De coverfoto... dat lijkt wel die Corbusier kerk.

[F]: Ja, ik vind het eigenlijk een heel lelijke voorkant. Daarom had ik hem niet gekocht. Ja, ik heb hem gekregen. En dit zijn allemaal een beetje... Dit gaat over typografie, hier ‘Het lijfboek voor vrouwen.’, 'Breikunst uit het hoge noorden.'
Deze is leuk: Beljon’s ‘Zo doe je dat’
Ken je Die?

[L]: Nee.

[F]: Grondbeginselen van vormgeving.

[L]: Wauw. Heel mooi boek.

[F]: Heel fijn. Gaat gewoon alles af. Het is grappig want het is niet pretentieus. Soms dan wil je een idee en dan denk je: Waar heb ik allemaal niet aan gedacht? En dan ga je zo door dit boek. Ohja, knopen
heb ik niet aan gedacht. Symmetrie.
Heb ik niet aan gedacht.

[L]: Geef is een concreet voorbeeld.

[F]: Nou, bijvoorbeeld James die wilde een muziekvideo opnemen in de woonkamer en hij zei: ‘Oke, jij bent de set-designer.’ En toen zei die: ‘Ik wil een hele grote tent.’ Dus toen ging ik die hele grote tent voor hem
bouwen en dacht ik na over wat voor spulletjes daar dan nog bij horen en dan is het leuk om door zoiets heen te bladeren.

[L]: Hoe kom je hier aan?

[F]: Uh,weet ik niet meer. Ik denk ook gewoon... misschien zelfs op straat gevonden of..
Veel is tweedehands. Veel struinen. Is leuk.
Ja, dus dat is hier een beetje achter de deur.
En filosofie is ook ingedeeld op..
‘Doe ik eigenlijk niks mee.’

[L]: Nee. Bovenste plank is voor iedereen het zelfde.
Aan de ene kant is het archief en aan de andere kant is het echt waardevolle dingen die er staan op de bovenste plank.

[F]: Ja,ja,ja. Klopt wel. Maar ’t is wel archief dus in de zin dat het voor een heel groot deel ook boeken zijn die ik in mijn eerste jaar filosofie in Zweden gebruikte bijvoorbeeld... Een deel daarvan staat ook in Heiloo,
in het huis van mijn ouders maar...

[L]: Ja oh. Je hebt daar natuurlijk ook nog een enorme hoeveelheid.

[F]: Niet zo veel. Niet zo super veel.
Nee. Valt wel mee.
Maar ja. Ik heb wel hun boeken daar. Dat is wel een enorme hoeveelheid. Dat beschouw ik nog steeds niet als mijn boeken.
Dat is ook raar.

[L]: En staat het nog hetzelfde?

[F]: Ja. Dat is hun bibliotheek. Maar ik heb die indeling gemaakt toen.
Want zij waren eigenlijk niet met hun hoofd erbij toen ze verhuisde omdat mijn moeder meteen die nare uitslag kreeg. Dus die boeken die zaten allemaal nog in dozen.
En toen zei ik: ‘Oke. Ik ga het wel doen. Ik zet ze allemaal in de kast.’
Dus ik heb daar wel een soort van zitten. Er zat een soort idee achter.

[L]: Je hebt ze ook allemaal ingekeken een beetje weer en zo.

[F]: Ja. Tuurlijk, dat vond ik heel lekker.
Wat is er eigenlijk allemaal?
[L]: Want weet je nog hoe je het hebt neergezet daar in Heiloo?

[F]: Ik heb het toen volgens mij ook heel erg op... taal en zo neergezet.
Dat heb ik hier ook wel een beetje gedaan.
Omdat dat vaak toch ook een beetje sferen zijn waar je in beweegt.
Dus ik heb soms heel veel behoefte aan..
of ik heb bijvoorbeeld Russische literatuur gelezen en dan vind ik het moeilijk om meteen in iets Amerikaans te duiken... Dat vind ik dan een harde overgang. Dat is niet altijd zo.. Maar soms heb je gewoon zin in
meer van zoiets. Het heeft iets praktisch maar geen alfabetische volgorde ofzo.

[L]: Weet je nog hoe het was in jullie oude huis?

[F]: Nee, want dat heb ik niet ingedeeld.

[L]: Kan je je niet meer herinneren hoe het was?
Dat je toen de tafel had en de vleugel...

[F]: Ja, ik kan me herinneren hoe het was.. maar de indeling kan ik me
niet..
Ja, wel dat je plantenboeken bij plantenboeken had of dat we de woordenboekenafdeling hadden maar niet dat je..
Ik weet niet hoe de literatuur.. zeg maar de romans, hoe die ..

[L]: Want was het één muur?

[F]: Nee, het was meer dan een muur.

[L]: Het was overal toch?

[F]: Ja, het was

[L]: Het was echt een nest.

[F]: Ja, het was echt een nest.
Je had een hele grote boekenkast aan de muur, dat waren gewoon allemaal hele lange planken. Daar stonden heel veel romans en onderin
stonden platen. Voor een deel.
Maar hoe die romans zaten weet ik niet. Ik weet wel dat ik als kind
zoveel naar die boekenkast keek dat bepaalde boeken bij elkaar hoorden.
Dus dat krijg je wel, dat dat een soort van logica in zichzelf krijgt, gewoon omdat het altijd zo staat.
Ohja, en de Shakespeare reeks weet ik ook nog want die stond gehusseld. Die hebben zo heel groot
Elk boekje heeft een letter, van Shakespeare, dat stond door elkaar, want mijn moeder vond het te opdringerig.
Maar dan ging ik dus altijd zo een soort van proberen daar een woord in te lezen. Volgens mij had je zo bij de computer, ik denk dat daar meer ook de, misschien wel de woorden-boeken stonden, groene boekje, naslagwerken, dat soort dingen. Praktischer, voor m’n moeder.
Voor d’r werk ook denk ik, voor een deel. Neerlandistiek.
En dan was er nog een hoek, waar eerst de piano stond, maar ik heb geen idee wat daar stond eigenlijk.
Dat weet ik gewoon niet.

[L]: En in je eigen kamer? Je had best een grote kamer eigenlijk.

[F]: Ja, ik had een hele grote kamer. ’T was een hele rare indeling.
Super raar, maar daar konden ze ook niks aan doen.
In m’n eigen kamer... ik had... Had ik veel boeken?
Nee, ik had niet zo veel boeken want eigenlijk had ik al zo’n soort van overkill bij m’n ouders in de woonkamer dat ’t niet hoefde. Dus ik had wel wat boeken maar die stonden in een van de ingebouwde kasten, dus die waren ook niet heel zichtbaar. Daar stonden wel veel boeken in maar dat was allemaal muah... Veel ouwe dingen nog... ofzo ... kinderboeken.. ik weet niet.
Nee, niet zo veel van mezelf.
Dat kwam pas toen ik op mezelf ging wonen.
Omdat je dan ineens de noodzaak voelt om zelf boeken om je heen te hebben. Want anders is het gewoon, ik pak iets uit de kast van m’n ouders. Dat is er al.
[L]: Gaat er nooit een boek van je ouders hier heen?

[F]: Ja, zeker wel, jawel. Tuurlijk. Ja, ja, ja, absoluut.
Ja, maar wel minder.
Niet zo veel. Want het voelt toch ook ...
Ik heb dan het gevoel alsof ik iets kom lenen.
Dat is raar eigenlijk.
’T is allemaal van mij maar dat is dus toch anders.
Op ’t moment dat je...
Ik krijg die eenheid, ik krijg die boekenkast.
’T is niet dat ik ‘een boek’ krijg.
’T is niet alsof.... ’T is niet persoonlijk dat je die boeken uit kiest.
’T is eerder dat ik daarin moet selecteren.
Ja, ik heb bij die boekenkast meer het gevoel dat ik het me nog eigen moet maken. D’r zijn bepaalde dingen die ik niet ga lezen, die weg kunnen en andere dingen waarvan ik denk oh dit kan wel interessant
zijn maar ik snap het nog niet, ik ken het nog niet of ik heb er nog geen band mee maar ik wil het op een gegeven moment wel gaan lezen.

[L]: Tegelijkertijd kan je niet alles

[F]: Alles bewaren. Het is een rare selectie. Vind het ook wel leuk. Maar
het is ook wel een beetje opdringerig.

[F]: Ja..
Dit staat ook wel een beetje op associatie.
Lichtelijk. Die filosofie.

[L]: Ja want.. ik heb nu een aantal boekenkasten gezien.Maar dit is wel echt, best wel, een harde kluit ofzo.

[F]: Een harde kluit? Hoe bedoel je?
Omdat het allemaal hard-core filosofie is?
Nee, waarom is het een harde kluit?

[L]: Ja, inderdaad, hard-core filosofie maar ook omdat...
Het is niet soort van ...
Het staat er ook niet om te pakken.

[F]: Nee.

[L]: Want je moet eerst op je stoel staan.
Het is echt meer... alles wat je verteerd hebt.

[F]: Ja maar ik heb het niet allemaal verteerd hoor.
D’r zitten ook een heleboel boeken bij die ik zou willen lezen.
Of die heb ik dan gekocht omdat ik denk dit wil ik, dit moet ik hebben.
D’r staat heel veel daar rechts beneden,waar ik dan misschien maar stukjes uit heb gelezen. Kijk d’r staan drie Schillers in het Duits.
Bij filosofie heb je ook.. je leest bijna nooit een heel werk. Dat is gewoon te veel. Dat is ook raar.
Dus veel d’r van heb ik wel gebruikt.
Heb ik moeten gebruiken.
Of heb ik delen van gelezen.
Ja maar ’t is ook niet iets wat je makkelijk even pakt en even leest. Dan is het ook niet gek dat je op een stoel moet gaan staan om het te pakken want je moet er sowieso moeite voor doen.
Zoiets.

[L]: Maar aan de andere kant... er staan geen ansicht-kaarten voor...

[F]: Nee, klopt.

[L]: Het is nog wel voor de grijp, je kan het er zo uit frutten.

[F]: Ja, maar dat is ook wel een soort van ideaalbeeld.
Want zo vaak gebeurt dat ook weer niet.
Dat is gewoon soms, dat dat even moet.
D’r staan wel altijd dingetjes aan de zijkant.
Die vallen d’r dan weer af.

[L]: Maar denk je dat dat zo blijft. staan, als een harde kluit?
Al die filosofieboeken bij elkaar. Hoort dat zo of is het echt gewoon puur door de praktische

[F]: Of als ik zou verhuizen, of het dan zo zou blijven? Bedoel je dat?

[L]: Ja, of in een ideaalbeeld waarin alle boeken gebruikt worden... ofzo.

[F]: Ja.. Ik kan me ook wel voorstellen dat het mooi is als je dingen met elkaar een beetje laat spreken. Ik heb wel bij.. zeker bij de romans maar hier ook wel dat ik denk: ‘Oh jullie mogen lekker naast elkaar.’ Zo dat
gevoel.

[L]: Zou je dan bijvoorbeeld een feministisch plankje krijgen?

[F]: Ja, dat zou kunnen gebeuren, dat je veel meer... een gemengd plankje krijgt..

[L]: Een talig plankje...

[F]: Ja, dat zou kunnen...
Maar met filosofie is het toch... Ze gaan ook allemaal zo op elkaar in! En het is ook.. op het moment dat je filosofie zoekt, dan is het handig dat je weet waar die staat. En ook dat je een soort overzicht hebt waarin
je ziet; ‘Ohja, dit was er ook nog.’
Ik denk dat het toch veel handiger is als het bij elkaar staat dan als het mengt
want het is niet zo dat Spinoza alleen maar over dit of dat gaat, dus je kan het ergens bij zetten maar je kan het ook heel goed ergens
anders bij zetten.
Dus dat gesprek dat die boeken dan mogelijk aangaan is misschien op een bepaald moment logisch maar op een ander moment zoek je naar iets heel anders en dan weet je niet meer waar je Spinoza vind.
Dus ik denk uit praktische overweging dat het wel bij elkaar komt te staan.

[L]: Lees je een boek uit?

[F]: Hopelijk. Dat is wel de bedoeling. Toewijding.
Maar het gaat langzaam want ik lees vaak alleen maar ’s avonds een
beetje.

[L]: Wat ligt er daar op de grond onder je bureau?

[F]: Ja, dat is ook erg. Dat zijn boeken die ik heb gekregen van mijn buurman. En het zijn een paar boeken die ik geleend heb, die ik terug moest brengen. Ja dat was een soort van hebberigheid van mij. Hij zei:
‘Kom maar kijken, ik doe al mijn boeken weg.’
[L]: Oke, naar de woonkamer.
Is dit ook jou stapeltje?

[F]: Ja natuurlijk.
Deze ga ik voor mijn scriptie gebruiken, misschien, mogelijk.

[L]: Hoe werkt dat eigenlijk, die vraag: ‘Deze ga ik voor mijn scriptie gebruiken.’

[F]: Ik heb het nog niet gelezen dus ik weet ’t nog niet. Ik weet niet of het ergens op slaat. Nee, maar ik ben getipt.
Maar ik ben gewoon zelf nog niet helder genoeg over mijn scriptie om dat te kunnen zeggen.

[L]: Hoe besluit je wat je gaat gebruiken?

[F]: Dat is de ellende. Daarom moet je veel gelezen hebben omdat je dan ineens dingen met elkaar in verband brengt. Die zegt daar dat of misschien kan ik in dat boek kijken want daar wordt iets geschreven over. Hoe minder filosofie je gelezen hebt hoe meer je blind aan het tasten bent.En soms ook heel droog gewoon google scholar en dan maar
iets intypen. En dan kom je misschien op interessante papers.
En dan kijk je in hun bibliografie.

[L]: Maar is het niet hetzelfde als hoe je net Gerlach omschreef, dat het je altijd ontglipt.

[F]: Ja, ja, alleen is dit een wereld waarin dat niet per se gewaardeerd wordt. De academische wereld. Als iets je ontglipt dan heb je gefaald.
Ik bedoel... je moet bluffen maar op ’t moment dat je

[L]: Je kan toch niet alle relevante boeken behandelen?

[F]: Nee, je kan ze niet allemaal behandelen, maar op ’t moment dat je
gaat schrijven over onderdrukking of zo en je mist een heel belangrijk
werk dan laat je zien dat je dus je veld niet kent.
Maar d’r komt ook steeds meer bij.
Daarom zijn mensen vaak heel specifiek gespecialiseerd op een filosoof.
Dan hebben ze alles daarvan gelezen en alles wat er omheen geschreven
wordt. Anders is het niet behapbaar.
En daarom heb je zoveel waardering voor mensen die jong zijn en die al
les geven aan ons en dan van alles een beetje uit hun mouw schudden.
Dus dan heb je vragen over Kant en dan schudden ze dat uit hun mouw.
Dat is heel knap. Als je zo’n overzicht hebt, bedoel ik.

[L]: Jij hebt mensen van jou leeftijd die

[F]: Nou, niet van mijn leeftijd, ietsje ouder, maar dan denk je: ‘Goh. Jij hebt flink doorgelezen en weinig vrienden gezien in je leven.
Ja nee. Dat is moeilijk want het is altijd schipperen tussen ik kan niet alles weten, niet alles overzien maar ook heb ik de belangrijkste dingen?
Hoe vind ik die?

[L]: Maar uiteindelijk is iets wat je als beginpunt kan nemen om over de
schrijven, wat écht relevant genoeg is, toch iets heel persoonlijks.

[F]: Ja maar het ding is, je moet weten met wie ze praten, waartegen ze ageren. Ik bedoel, heel vaak schrijft een filosoof een stukje en je weet niet eens dat het over Kant gaat. Behalve als je Kant goed kent.
Dan denk je ‘Ah, ja, jij bent nu gewoon..’
En dat wordt dan misschien niet vermeld.
Dus dat soort dingen moet je gaan zien.En dat is de kunst.
Maar het helpt ook al om gewoon achter in een boek te kijken.
Maar dat kan je ook niet allemaal lezen, dus hoe weet je daar dan weer
van wat het belangrijkste is.
Daarom zijn colleges fijn. Dan heb je ook een beetje richting.

[L]: Kan je je voorstellen dat je ooit iemand wordt die alles kent van een auteur?

[F]: Dat zou per ongeluk kunnen gebeuren.
Nee, maar ik ga niet de academische wereld in dus daar gaat het niet mee gebeuren.
Dat moet dan voortkomen uit een fascinatie.
Dat kan.
[L]: Maar je filosofieboeken staan dus helemaal niet op volgorde van hoe
het tot je is gekomen?

[F]: Nee, het staat echt meer op associatie.
Daar heb je een beetje de oude zware dingen. Aristoteles. Kant. Plato.
Het beginachtig iets.
Daar heb ik ook minder mee maar dat is wel een heel belangrijke basis
die je heel veel nodig hebt. D’r word heel veel verwezen naar die
mensen.
En dan heb je Foucault en Nietzsche die lekker naast elkaar staan.
En de Beauvoire die mocht naast
of eigenlijk mochten Mill en Rousseau met hun onderwerping van de
vrouw enzo mochten ze naast de Beauvoire staan. Sartre die mocht er
niet naast. Die moest verder naar beneden.

[L]: Vertel verder.

[F]: Even kijken hoor. Links beneden.... Ik weet eigenlijk niet waarom Wittgenstein en Hegel ... en daar hoort nog Heidegger naast... waarom
die bij elkaar staan.

[L]: Heidegger is foetsie.

[F]: Ja, daar ben ik namelijk mee bezig. En Merleau-Ponty. Ik weet niet zo goed waarom die naast elkaar staan.
Ja, Heidegger en Merleau-Ponty kan ik me nog wel voorstellen, dat zijn
fenomenologen. Wittgenstein staat daar eigenlijk niks te doen.

[L]: Maar is dat niet gewoon de basis dingen van waar je nu mee bezig
bent?

[F]: Ja, dat kan. Na, Wittgenstein ben ik niet mee bezig geweest.
Afgelopen jaar niet. Maar het kan ook heel perongeluk praktisch zijn,
dat ik hem terug kreeg of tegelijkertijd kocht met.. en dat ie dan daar
staat.
Misschien wist ik ook niet zo goed waar ik ‘m dan kwijt moest.
Dat zou ook kunnen.
Wittgenstein is een beetje een buitenbeentje ook.
’T zijn allemaal buitenbeentjes.
Maar goed. Merleau-Ponty loopt nog een stukje door en dan krijg je allemaal leuke
Franse mensen. Lyotard over Post-Modernisme. Levinas die ik niet heb
gelezen en Plesner, eigenlijk moet die naast Merleau-Ponty staan maar
goed, dat staat ie niet.
Meer. Waarschijnlijk. Ik weet niet waarom d’r daarna Sartre komt.
Waarschijnlijk gewoon bij associatie omdat ie Frans is.

[L]: Nancy.

[F]: Ja, Nancy is versprongen denk ik. Nancy heb ik wel veel d’r
uitgepakt.
En er stond ook meer Nancy. Maar ik geloof... Ik weet niet wat daar mee
is. Ja d’r klopt iets niet daar. Dat stukje.
Maar dat komt omdat ik daar veel aan heb gezeten en dan veel weer terug heb gezet dus dat is gewoon een beetje een rommel. Fannol, Arendt en Latour. Is allemaal wat politieker en dat zijn ook
dingen die ik heb gelezen. Arendt niet maar Arendt wil ik wel heel graag
lezen. Daar zit ook een soort van noodzaak achter. Of noodzaak, dat zeg
ik niet goed, er zit een soort

[L]: Jawel. Urgentie.

[F]: Ja, urgentie, dat is het woord.
Dus Fannol, Arendt, Latour, dat is allemaal urgent. Haraway is urgent.
Ja, dat verlangen naar de natuur dat staat tussen Latour en Haraway in.
Dat is een boek dat ik ooit voor een vak over het antropoceen heb
gebruikt maar eigenlijk heb ik daar niks mee, maar goed, dat hoort een
beetje in dat hoekje van ecologie en zo.
Latour, en dan nog een boek over ecologische crisis. Niet gelezen wel
gekregen van iemand. Of eigenlijk gekregen, niet gelezen.
En dan nog allemaal natuur dingen. Dus dan heb je Edward O Wilson
twee keer en dan Johan van de Gronde, een Nederlandse filosoof.
Simpel maar op zich wel een mooi overzicht.
En dan gaan we maar gewoon een beetje over op de Duitsers.
Op kunst. Esthetica, dat soort dingen.

[L]: Wat ligt er nou plat boven op?

[F]: Oh, dat is Goethe. Dat is Faust, die ben ik aan het lezen met
Christine. En Sam. En Kim. Daar had ik ook geen plekje voor en dat is
iets wat ik eens in de twee weken ofzo nodig heb dus dat leg ik dan even daar boven op. Op de Duitsers. Dat mocht wel.
Op die woordenboeken liggen ook dingen waar ik actief mee bezig ben.
Behalve dat boek met die kut titel. Van Bindervoet en Henkes.
Ik vind het ook een kuttitel!
[L]: En een kut kleur en een kut lettertype.

[F]: Maar ik kwam er achter, eigenlijk is het toch wel toffer dan de titel
omdat het.. Na, ik weet niet. Het is eigenlijk ook een soort van
woordenboekje maar dan met rotwoorden.
Dus toen dacht ik oke, hij krijgt een kans, hij mag wel bij de woordenboeken staan. Maar daar paste die niet meer dus hij ging er op.
Het zijn gewoon allemaal scheldwoorden.
Dat hebben ze wel weer mooi verzameld.
Ik heb het ook gekregen. Van ja, neem maar mee. Nonchalant.
Oke dan moet dat maar daar.

[L]: Haha, het viel me vooral in de woonkamer op.

[F]: Wat?

[L]: Nou dat al jou kaften.. zo... rustig zijn.

[F]: De kaften zijn rustig?

[L]: Er zijn in de woonkamer maar twee ruggen felgekleurd. Een roze en
een groene.

[F]: Ja, misschien is dat inderdaad wel..

[L]: Hier is het wel. Nog een beetje een mixje.

[F]: Ja, want bij filosofie heb je weinig keuze. Want je hebt het boek
gewoon nodig en dit is de beste vertaling, de beste variant en hij komt
in een nare kikkerkleur, maar oke.
Ja, grappig inderdaad.
Die Aristoteles vind ik het aller ergste.
Dat vind ik echt jammer want ...

[L]: Echt?

[F]: Ja. Ik vind dit echt lelijk! Dit is toch geen blokkendoos?! Dit is toch
jammer...! Ik vind de letters niet mooi. Ik vind de kleuren niet mooi.
Je hebt die gebouwen bij.. hoe heet dat daar... bij brouwerij het ij in de
buurt. Die hele grote moderne gebouwen aan het spoor. Elke ingang van dat gebouw is in zo’n knalkleur. De hele binnenkant! Dus dan sta je in de hal bij de lift en de lift heeft die kleur. En de pilaren, en de muur...
En ik kan me alleen maar voorstellen dat je daar misselijk van wordt.
Ja. Ik ben wel heel precies met hoe een boek er uit ziet.
Ja, ik kan ook makkelijk wachten met het kopen van een boek...
Dat is dus ook met die Sebald gebeurt. Dat ik dacht, ik wacht wel tot ik een mooiere versie tegenkom want ik vind dit jammer.

[L]: Ja, dus dat gaat eigenlijk al bijna voor de taal?
Dat was ook best wel grappig dat ik dacht, ik koop een boek voor je verjaardag maar ik neem de Engelse versie ook al is het vertaald vanuit het Pools want de omslag is mooier.

[F]: Ja, ik ging ‘m dus wel meteen lezen.
Het maakt heeeeel veel uit.
Ik ga d’r heel goed op als het fijn papier is, mooie letters. Het aller ergste vind ik van die.. Ik denk dat dat Amerikaans is, nee misschien ook wel Engels. Dat je van die koeienletters hebt en zo’n glimmende
kaft met een plaatje of een lelijke foto. Dan maakt het me niet meer uit wat er in staat. Dan wil ik het gewoon niet lezen. Dat is ook een rede dat je een boek leest, dat je het niet op een tablet gaat lezen.
[F]: Even kijken, dit heb ik geleend in de bieb.
Hier ga ik een paper over schrijven.

[L]: Een fotografieboek.

[F]: Ja, maar ik ga dan ook schrijven over dit eigenlijk.
Wat er hier gebeurt. Dit zijn gedichten van Gerlach die ze bij de foto’s heeft geschreven. Maar hier staat nog meer reflectie op de fotograaf in dus dat wil ik lezen.
Gekregen van Christine. Gekregen van Christine. Geleend van Frans. Geleend van Christine.

[L]: En hoe kom je aan dat boek van Eva Gerlach?

[F]: Dat heb ik als tiener uit de poëziesectie van mijn ouders gejat.
En dat staat sindsdien bij mij omdat ik dat echt waanzinnig mooi vind.
Dus dat heb ik mezelf toegeëigend.

[L]: En daar schrijf je nu over?

[F]: Ja, daar ga ik proberen iets over te schrijven. Ik had een vak:
‘Philosophical perspectives on the image.’
Het was een heel moeilijk vak. Ik vind het nog steeds heel moeilijk.Eigenlijk was het een te kort vak om recht te doen aan die filosofische
perspectieven. Want dat zijn er veel, het is veelte breed.
Ken je dit? Vasili Grossman? Dit raadde Christine me aan. Het is echt heel treffend.

[L]: Krijg je veel boeken van Christine?

[F]: Ja, de laatste tijd echt veel ja. Ook veel uitgeleend.

[F]: Ik ben wel trots. Ik heb Christine aan het poëzie lezen gezet.

[L]: Deed ze dat niet?

[F]: Nee. Had ze niks mee. Ik heb haar voor haar verjaardag. Twee jaar geleden Handke gegeven. Gedichten aan de duur.
En dat vond, dat was echt , sloeg in als een bom. Vond ik heel leuk.
Toen kreeg ik dit van d’r. En ik kreeg Antje Krog van d’r. Oh en deze.
Moeten we naar de woonkamer nu?

[L]: Ja.
Maar ik vind het wel grappig dat je hier over gaat schrijven.

[F]: Waarom?

[L]: Nou, ik vind het wel interessant dat je het gejat hebt uit de verzameling van je ouders.

[F]: Ik denk dat dat boek, dat was de eerste keer dat fotografie me iets deed ook. En dat ’t voor mij heel helder werd
Het is wel heel persoonlijk dit.
Eigenlijk wat Eva Gerlach probeert te doen in haar poëzie, dat herkende
ik in wat ik probeerde te doen. Dus ’t was voor ’t eerst dat ik dacht; ‘Oh!'
Ja het was een soort herkenning. Ik snap wat je aan het proberen bent.
Want eigenlijk. Wat ze doet, wat ik zo mooi vind, eigenlijk, is ze die foto aan
het schrijven. Dus in plaats van dat ze er een verhaal bij verzint, dat ze
probeert de foto uit te leggen, te verklaren dat het op d’r fantasie werkt,
legt ze je uit hoe je moet kijken. Niet hoe je moet kijken maar hoe zij kijkt.

[L]: Doe je dat vaak?

[F]: Nee. Zij probeert. Eigenlijk probeert zij een foto te maken als ze schrijft.
Ze probeert een soort moment te vangen.
Maar dat gaat dan weer heel anders dan op een foto.
Dus je ziet heel mooi een soort van Je ziet een zelfde soort project naast elkaar staan. De foto en het gedicht
naar aanleiding van de foto geschreven dus zij werkt vanuit het zelfde
beeld, en toch komt er iets heel anders uit.
Het is logisch maar ’t is.. Ik vind dat heel fascinerend want daar zie je
wat taal doet en je ziet wat beeld doet.

[L]: Heb je dat zelf ook wel eens gedaan?

[F]: Nou, niet op die manier maar wel met het idee van een moment vangen, een beeld vangen en dat dat je elke keer ontglipt en dat dat elke keer weer ’t is ’t niet. Dat is voor mij wat poëzie , wat taal sowieso doet,
maar poëzie laat het nog veel meer zien denk ik. ’T word er zichtbaar in.
Ik vind dat ontglippen een van de mooiste dingen die er is.
Dat de werkelijkheid altijd meer is. Dat het altijd overstroomt. Dat het
altijd een soort exces is. Dat vind ik super mooi.
En dat is denk ik waar voor mij, waarom schrijven zo interessant is en
dat houdt in principe niet op. Je kan altijd meer. Je kan altijd anders.
Die fascinatie, die zie ik in haar ook.
Je probeert het gewoon elke keer. En ze probeert niet meer te doen dan
dat er is.
Ze probeert er niet nog iets omheen te verzinnen. Ze zegt gewoon: ‘Hij staat daar en z’n schaduw valt uit z’n jas.’ En dan heb je al meer gezegd..
[L]: Het is één kast.

[F]: Het is één kast.
Het is redelijk logisch. Dit is allemaal toneel. Zo.

[L]: Meer dan Kyrian.

[F]: Ja, dat zei Kyrian ookal.
Dat komt ook wel door Ditte denk ik.
Maar ik lees ook wel heel graag toneel eigenlijk.

[L]: Ja?

[F]: Ja, heel prettig.

[L]: Alleen?

[F]: Ja, zeker. Gewoon. Dat is weer een heel ander soort iets om te lezen.

[L]: Stil?

[F] Ja, nou, eigenlijk gebeurt er heel veel in je hoofd.
Het is eigenlijk heel druk.
Dat zijn die stemmen die constant doorgaan. En je hebt er niks om
heen. Je hebt geen rustige beelden er omheen.

[L]: Las je dat ook nadat je ouders overleden waren?

[F]: Ja, omdat het kort is.
Ja, ik denk dat dat ook makkelijker was.
Ik vind dat even interessant als een roman. Je leest toch ook poëzie, je leest toch ook non-fictie, je leest ook toneel. Even waardevol eigenlijk.’T is ook een heel andere ervaring om het zo te lezen.
Sommige toneel... dan lees je het en dan denk je, dit is eigenlijk niet
geschreven om te spelen.
Dit kan je niet spelen zoals het hier staat.
Wat je ziet op toneel is natuurlijk altijd een interpretatie, een
bewerking.
Het is ook grappig om te zien hoe sommige toneelschrijvers héél veel
aanwijzingen geven, die dat duidelijk niet kunnen loslaten. En andere die weer alles alles vrij laten en niks erbij schrijven.

[L]: Misschien had Wim Brands toneel moeten schrijven.
Ik heb z’n gedichten nu maar het is best verschrikkelijk.

[F]: Wat is er verschrikkelijk?

[L]: Het zijn geen gedichten. Het zijn anekdotes met onnodige
zins breuken.

[F]: Dus alleen de vorm suggereert dat het een gedicht is.

[L]: Ik vraag me dus af hoe je zo ontzettend goed kan zijn in het voeren
van een gesprek maar toch belabberd kan schrijven.

[F]: Ik denk dat dat twee heel andere dingen zijn.
In een gesprek krijg je iets
van een ander.
Je bent maar de helft van het gesprek.
Schrijven doe je toch alleen.
Een interne dialoog. Trialoog. Monoloog.

[L]: Maar misschien had hij wel toneel kunnen schrijven.

[F]: Nou, in een gesprek krijg je een onverwachte input van een ander.
Judith Herzberg schrijft geweldig omdat ze eigenlijk die
onvoorspelbaarheid heel goed kan weergeven. Dus dat zijn echte
gesprekken.
Dat zijn gesprekken die even
stroef en scheef lopen als in het echt.
Of er iemand afgeleid raakt, of er iemand zich verspreekt.
Gekke toespelingen.
Dat is heel knap hoe ze dat doet.
[F]: Ja, dus het is gebouwd rond toneel. Poëzie. En dan loopt poëzie door
in literatuur. En dat loopt weer over in Neruda en Duras, beetje Perec. En dan komen de Fransen. En dan moest al het andere een plek krijgen dus dan ging dat maar een beetje over op taal. Dus hier staat een beetje Spaanstalig, of
Na, het klopt gewoon niet helemaal. Beetje Engelstalig, hupatee.
Beetje Russen. Klein stukje Duits en boven alles wat niet paste.
En dat is dan toevallig wel veel Italiaans eigenlijk.
En ook nog een stukje over Rusland.
Best veel Russen eigenlijk. Oost blok.
En Ovidius in het midden. Ghehehe.

[L]: Ja.

[F]: Ja, dus dit is ook maar een beetje behelpen en een beetje op associatie.
Het mag niet te hard vloeken. Maar dingen hebben ook niet helemaal hun vaste plek, het is meer dat ze een beetje hun hoekje hebben. Dus wat dan naast elkaar staat dat is niet per se...

[L]: Jij bent de eerste persoon die ik zie waarbij alle romans voor het grijpen staan. De meeste mensen stapelen wat ze al gelezen hebben. Of
er komen fotolijstjes, ansichtkaarten of poepzakjes voor te liggen.

[F]: Maar ik heb hier ook veel niet van gelezen. Dan moet het toch voor het grijpen staan.

[L]: Maar wat is het dan voor jou, deze verzameling?

[F]: Nou, Ik wil dat het voor het grijpen is. Ik heb NU zin in IETS. Wat is het? En dan ga ik er een beetje doorheen en dan kom ik iets tegen waar ik zin in heb.
Of ik lees er een paar verhalen uit Odessa... of ik lees een beetje..
Ik snoep heel veel.
En het is ook niet perse klaar als het uit is denk ik.
Niet bij alles.
Zeker bij poëzie niet.
Dat is gewoon herhaling, herhaling, herhaling. Dat kan ik heel vaak lezen.
Over poëzie, of over literatuur ook.

[L]: Is het verschil niet, heel kort door de bocht hoor, maar dat het bij
jou meer de schoonheid van de taal is die je soort van om je heen nodig hebt? In plaats van: Dit verhaal heb ik gelezen.

[F]: Deze film heb ik al gezien.

[L]: Ja, precies.

[F]: Ja, dat klopt wel denk ik.

[L]: Dat gevoel krijg ik een beetje.

[F] Maar ook, bijvoorbeeld kijk dit hè. Hier Cortazar. Of Herman de Coninck.
Ik voel me daar dan zo mee verbonden. Dat is ook...
Dat is niet iets waarvan ik zou zeggen;
Dit is klaar.
Het zijn allemaal,
Daar ga ik zeker nog in terug bladeren of nog een keer naar kijken.
Wat doet ie daar... of..
Het worden een soort, klinkt heel dramatisch, maar het worden ook een soort vrienden.
Het zijn relaties die je aangaat.
[L]: Wat is het verschil in de relatie die je aan gaat met deze mensen en die in je slaapkamer? Ik bedoel die hogere filosofen.

[F]: Dat is veel meer ploeteren. Zwoegen. Dat is niet per se een zelf gekozen relatie. Dat moet ik lezen om m’n vakgebied een beetje te...overzien en ik moet ’t lezen omdat het... boeit me ook wel voor een deel,
of d’r zit altijd iets in wat me boeit maar ’t zijn enige

[L]: Welke filosoof schrijft nou het mooist?

[F]: Ik word altijd helemaal weemoedig van Merleau-Ponty.
Ja.
Op een goeie manier hoor, weemoedig.
Maar die raakt me.
Nancy kan me ook raken.
Maar dat is ook een beetje gekunsteld soms.
Ja, Merleau-Ponty.
Die ontroerde me. Dat was voor het aller eerst dat ik dacht:
'Oh, oké. Filosofie kan me ontroeren.'

[L]: Het is vijf jaar geleden dat je daarmee begon.

[F]: Ja. Dat was alsof ik poëzie aan het lezen was.

[L]: En dan is het zo’n dikkerd!

[F]: Ja, het is inderdaad taal. Misschien is dat ook waarom vormgeving ertoe doet. Het is niet een wegwerpproduct.

[L]: Nee, het is echt wel die schoonheid.

[F]: Ja, dat is het echt ja.
Ik had ook als.. Best wel lang eigenlijk, dat ik ’t niet..
Dus als mijn moeder me iets aanraden, ging ik het vooral niet lezen. Omdat, dan dacht ik, dan heb jij er al wat mee.
’T is van jou.
Ik hoef ’t al niet meer.
Dus dat gevoel had ik heel sterk.
Ik wilde het me eigen maken en dan kon ik het me al niet meer eigen
maken omdat ik ’t vervelend vond..
Is een hele rare, hele scheve, verknipte jaloezie is dat. Ga ik in jou..
Jij zegt:
‘Het is leuk in deze wereld, kom er ook bij.’
'Nee ik wil dat het van mij is.'
Ik had ook altijd, dat heb ik nu veel minder, maar dat ik dacht..
Ik wil het niet delen.
[L]: Heb je veel boeken die daar ook zijn.

[F]: Dubbel bedoel je? Nee.

[L]: Dat ook weer niet. Dus geen fysieke ‘Het moet van mij zijn.’

[F]: Nee dat niet. Nee, nee, nee.

[L]: Je draagt ook gewoon ontzettend veel kleren van je moeder.

[F]: Het gaat echt over de wereld.

[L]: Relatie

[F]: die dan, waarvan ik het gevoel heb,
dat heb ik nu opgegeven hoor.
Ik denk gewoon, mijn moeders smaak was heel goed. Door haar ken ik Paustovski. Dat soort dingen.. Daar ben ik nu wel van overtuigd, dat het goeie tips waren, maar ik
Ze kwam dan te dichtbij.
Ik vond het iets heel persoonlijks en iets heel
emotioneels om zoiets aan te gaan, een boek te lezen of een gedicht te
lezen.

[L]: Nou, daar lig ik ook wel wakker van in bed. De dochter van Maurits
en Freya die is nog geen twee en al helemaal gek op molens.

[F]: Waarom lig je daar wakker van?

[L]: Nou, dat je dat zo vormgeeft als ouder.

[F]: Ja.

[L]: En dat dat zo mooi is maar dat je daar tegen afzetten er ook bij
hoort.

[F]: De wereld van mij en mijn ouders zat gewoon heel dicht op elkaar.
We zaten ook fysiek heel dicht op elkaar in een heel klein
appartementje.
Dus het was misschien ook niet gek dat ik als tiener in elk geval op die manier mijn eigen wereld wilde..Want m’n interesses..
Ik was me niet heel erg aan het afzetten..

[L]: Nee, helemaal niet!

[F]: Helemaal niet, nee.

[L]: Nog steeds niet.

[F]: Wel meer.

[L]: Wat dan?

[F] Ik had wel lang een soort stemmetje in m’n hoofd.
Dat mijn moeder een soort beeld had van hoe ik was en als ik daar
vanaf week dan voelde ik me daar naar over.
Nu vind ik het lekker om daar heel hard van af te wijken.

[L]: Ik moet meteen weer denken aan die modeshow waarbij je die hanenkam had.

[F]: Dat vertelde ik vanochtend aan Frans!
Want hij vertelde dat hij een hanenkam had.

[L]: Je moeder: ‘Ik zag helemaal niet dat dat Franka was!’

[F]: Ja, ze had me echt niet herkend.
Dus als ik me dingen ging toe-eigenen dan was ’t wel..
Bijvoorbeeld Herman de Coninck komt ook uit hun kast.
[L]: Dat is iets wat ik echt niet ken.

[F]: Echt niet?
Ik heb dat verslonden. Echt letterlijk van voorkant tot achterkant gelezen. Dat was echt vreten gewoon. ’S nachts in bed.

[L]: Vreten!

[F]: Ja, het voelde echt zo! Ik kon niet stoppen!
Maar het is toch ook een soort interne dialoog.
Je bent niet een soort van.. iets leegs wat opgevuld word met een boek.
Je bent niet een container waar iets ingegoten word.
Dus ’t is een gesprek dat je aan gaat en het zijn
Het is jou referentiekader dat iets aangaat met het boek.
Dus het is altijd anders. Maar ’t is
En dat is ook waarom het niet klaar is.
Ik doe het niet perse altijd.
Maar ik denk ook wat hier staat, is weinig eigenlijk Het zijn weinig romans die het doen om het verhaal.

[L] Het is ook wel echt totaal anders dan wat er naast je bed ligt.

[F] Ja, maar dat loopt door elkaar dus dat zijn dingen die én voor
filosofie nog van belang zijn, dus er ligt een Schlegel tussen, en die
Preciado, dat is ook een ander soort interesse.

[L]: Maar je hebt ook echt super weinig vrouwen.

[F]: Ja. Klopt.
In de poëzie zijn wel wat vrouwen.
Klopt er zijn te weinig vrouwen. Hè bah. Wat stom.
Nee, het is ook allemaal heel westers.

[L]: Ik heb wel sinds een paar jaar dat ik denk: Oke, ik ga veel meer
vrouwen lezen. Ik ga er echt werk van maken.

[F]: Ja, maar dat is ook denk ik
Dat is ook met filosofie ook, dat is ook allemaal westers.
Man. Allemaal wit.

[L]: Je hebt wel een vak Oosterse Filosofie gevolgd toch?

[F]: Ja! Dat was echt, dat sloeg helemaal nergens op!
Dan heb je 1 vakje over oosterse filosofie!
Wat is het oosten!?
Dat was goed bedoeld.

[L]: Bizar.

[F]: Er is zo nu en dan wel iets divers maar het ellendige is, je hebt een canon, allemaal mannen die op elkaar ingaan.
En het is gewoon ontzettend veel, dus je moet ergens beginnen.
En je begint daar. En dat is jammer en je kan er inderdaad van alles
tussen gooien, dat gebeurt ook wel steeds meer, maar...

[L]: We kunnen ook heel ergens anders beginnen.

[F]: Dat kan, maar dan studeer je dus weer wat anders.
Dus op het moment dat je een beetje mee wil komen in de dialoog, of in dat gesprek, moet je in elk geval Kant hebben gelezen.
Je moet in elk geval Aristoteles hebben gelezen.
Je moet in elk geval
Omdat het meeste andere daar op terugvalt. En dat gevoel heb ik ook met
met

[L]: Maar kan je wel

[F]: Dit. Deze romans.
Ik heb altijd het gevoel dat het een soort inhaalslag is.Een heel harde inhaalslag en ik lig ontzettend achter.
Dat gevoel heb ik ook.
Ik heb me er lang ook een beetje gestrest over gevoelt.
Gek genoeg.
Oh dit heb ik ook nog niet gelezen! Oh dit moet ik ook nog lezen!
Oh dit is ook nog!
Oh deze schrijver ken ik ook nog helemaal niet!
Dus ik kom ook weinig aan hedendaagse literatuur toe.
Dat heb je niet gezegd, maar dit is allemaal oud.
Alsof ik een basis moet hebben voordat ik door kan, dat gevoel.
Ja. Weinig vrouwen maar de vrouwen die er tussen staan dat zijn wel meteen hele grote voor mij.
Judith. Vasalis. Gerlach.

[L]: Duras.

[F]: Ja. Dat zijn wel meteen hele belangrijke. Terwijl.. van de mannen zijn er ook een heleboel ...

[L]: Dat zegt toch veel.. dat je het ook meer zou kunnen volgen.

[F]: Wat? Die vrouwen?
Ik denk ook... het is wel belangrijker geworden.
Je ziet het niet zo, maar het is er wel, een grotere interesse.
[L]: En waar ben je nu mee bezig, wat ligt hier op tafel?

[F]: UHm. Beetje saai. Ik begin het nu wel interessanter te vinden maar dit is een oude opdracht. Ik kijk naar de invloed van een bioloog, Jakob von Uexküll op Heidegger. Heidegger gebruikt het begrip ‘Umwelt’. En Jakob von Uexküll, dat woord bestond al wel, maar die heeft dat idee groot gemaakt. Net voor Heidegger Sein und Zeit schreef.
Die zit er duidelijk in maar hij doet er wel net iets anders mee. Dus ik moet nu uitvinden wat ie anders doet.

[L]: En dit zijn boeken van die bioloog?

[F]: Dit zijn, ja. Dit is Duits. Twee boeken van hem in het Duits en een Engelse vertaling.

[L]: Wat voor bioloog was het?

[F]: Hij richtte het Umwelt forschung Institut in Hamburg op.
En dat was vrij revolutionair omdat hij zei in de biologie: Moeten we niet naar het dier kijken alsof het een dood object is. Dus wat er gebeurde was gewoon, je haalt of het dier uit zijn context, of het organisme uit z’n context,

[L]: Als een los ding.

[F]: Ja, als een los ding. Hij heeft het over, hij is eigenlijk een Kantiaan, dus dat is ook interessant.

[L]: Moet je eigenlijk die vrouw er bij halen.

[F]: Welke vrouw?

[L]: Maria Sybilla... Hoe heet ze nou?

[F]: Weet ik niet. Maar ’t is een historisch paper dus het moet echt
gewoon

[L]: Zij was de eerste die zo naar de natuur keek. Ze tekende ook. Ze ging naar Suriname met haar dochter om rupsen in hun omgeving te
tekenen en het hele proces.
Zij was de eerste die dat deed.

[F]: Welke tijd is dat?

[L]: 1700 zoveel... Maria Sibylla Merian
Library encounters
Franka Bauwens
31-01-21
Exit
(or bibliography)